Vergelijkingsopdracht migranten literatuur
Vergelijkingsopdracht migranten
literatuur
Inleiding
Wij, Julia
Haerkens en Lynne Makaay, hebben de boeken ‘Erfgoed’ van Ellen Ombre en het
boek ‘Bad boy’ van Abdelkader Benali gelezen. Deze boeken zijn geschreven door
immigranten die in Nederland (zijn komen) wonen. In dit verslag bespreken wij
de inhoud van de boeken en kijken wij naar de overeenkomsten tussen de twee
boeken.
Over Ellen Ombre:
(1948, Paramaribo, Suriname)
verhuisde als tiener met het gezin naar Amsterdam, deed hier de MULO en volgde
een studie sociale wetenschappen. Het werk in de geestelijke gezondheidszorg
leverde stof voor haar boeken. Op 44-jarige leeftijd maakte Ombre haar debuut
met het veelgeprezen Maalstroom (1992). In deze verhalenbundel
haalt ze herinneringen op aan haar eerste jaren in Nederland. Van haar hand
verscheen tevens Wie goed bedoelt (1996), een autobiografische
reisverslag waarin ze een driehoek trekt tussen Suriname, Nederland en Benin,
de handelsroute waarlangs vroeger slaven werden gehaald. In 2000 publiceerde
ze Valse verlangens, waarin vooroordelen tussen Surinamers en
Nederlanders de revue passeren. In 2004 verscheen haar boek Negerjood in Moederland. Ombre is lid van de internationale raad van
advies van het Prins Claus Fonds. In 2005 verhuisde ze naar Suriname.
Samenvatting ‘Erfgoed’:
In het museum ontmoet de 32-jarige, alleenstaande
Lakshmi Kanhai ‘een wat oudere man’, Hans Peters, uit Amsterdam. Hij neemt zijn
opvatting dat kunst verbroedert letterlijk, gaat een klein jaar een relatie met
Lakshmi aan en maakt haar zwanger. Hij is zwijgzaam, net als Lakshmi’s moeder,
die niet antwoordt op de vraag waarom ze eigenlijk geen familie hebben.
De lievelingsschrijver van Lakshmi’s moeder Káliká
is F. Bordewijk, die volgens Káliká van alle tijden is, net zoals Vermeer, een
designtafel en een Mart Visserbank van iedereen zijn. Niets in dit huis van
Lakshmi doet Hans aan India denken, behalve het eten. En dat is wat hij van een
Hindoestaanse familie verwacht, dat ze hem aan India doet denken.
Een verwijdering en een breuk blijven niet uit, en
nadat Hans een illegale winti-aanhangster heeft leren kennen vertrekt hij naar
Suriname. ‘Hij verliet ons even makkelijk als de regen die wegtrekt met de
wind’, aldus Lakshmi.
Op
hetzelfde moment raakt Lakshmi geïnteresseerd in haar vader, die nog in
Suriname woont. Ze zoekt hem, Hans, en haar halfzuster op. Zo reist ze terug
naar haar verleden, terwijl haar moeder, met de zorg voor Lakshmi’s en Hans’
dochtertje Aisja, op de toekomst is gericht. Hans lijkt eerder aan het
verleden, aan Suriname en plaatselijke gebruiken vast te willen houden.
Tekenend is, dat Lakshmi haar camera met alle foto’s van de familie in Suriname
kwijt raakt, en daarmee eigenlijk ook het beeld over hoe het in Suriname was.
De roman loopt hiermee op zijn eind.
Recensie
‘Erfgoed’:
Gelukkige woorden
De roman begint met een bezoek van de dertigjarige Lakshmi Kanhai, zij is
van Surinaams-hindoestaanse afkomst, aan het Mauritshuis in Den Haag. Ze
herinnert zich haar eerdere bezoek als zesjarig meisje aan dit museum.
Ze raakt nu opnieuw in diep gepeins verzonken bij ‘Meisje met de
parel’ van Johannes Vermeer. Dan spreekt een oudere man haar aan. ‘Hij
keek me strak aan, begon gedempt te fluisteren in het Engels, overspoelde me
met een vloed van vleiende opmerkingen terwijl hij over zijn schouder naar het
schilderij gebaarde.’
Ellen Ombre laat al in de formulering van dit begin merken dat ze zich niet
neer wenst te leggen bij een eenvoudige krijgen-ze-elkaar-opzet. Ze krijgen
elkaar helemaal niet, je ziet het al aan dat ‘overspoelde me’, ‘vleiende
opmerkingen’ en vooral aan dat ‘over zijn schouder’ gebaren naar het
schilderij. Deze man kijkt niet eens naar het schilderij, hij gebaart ernaar,
hij ziet het niet. In deze op het eerste gezicht eenvoudige
man-versiert-vrouw-scène zet Ombre de zaken direct op scherp. Staande voor het
allerhollandste schilderij van alle Hollandse schilderijen wordt Lakshmi niet
alleen teruggevoerd in haar herinneringen, maar valt ze ook voor een man die
haar in de loop van het verhaal letterlijk terugbrengt naar Suriname. Ze kijkt
en kijkt naar het schilderij: ‘Haar blik haakte zich in de mijne vast, lang
genoeg om mijn ogen van het terugstaren te laten tranen.’ Wat een mooie scène!
De blik van een Surinaamse vrouw op het schitterende, naïeve, ongerepte,
‘zuivere’ Vermeer-meisje. En dan begint de roman waarin afkomst, racisme,
identiteit, culturele dominantie, noem alles maar op, de revue passeren.
Schitterend.
Alles ademt in dit boek de geschiedenis van het kolonialisme. Alle
personages worstelen met hun identiteit, hun achtergrond, hun ‘allochtoon’ zijn.
Hun geschiedenis. Ombre slaagde erin pamflettistische tranentrekkerij
(zij-hebben-het-gedaan) geheel uit de weg te gaan. Natuurlijk kun je de
personages in deze subtiele, mooie en aangrijpende roman lezen als min of meer
symbolische vertegenwoordigers van standpunten over het Surinaamse en
Nederlandse verleden. Met Lakshmi als de jonge, zelfstandige vrouw die zich
helemaal losgemaakt meent te hebben van haar roots en volledig ‘Nederlands’
denkt te zijn. Met haar moeder, waar ze bij inwoont, die nog in de oude,
vertrouwde wereld leeft van de Surinaams-hindoestaanse cultuur en zich daarvan
niet los kan maken. En met haar verleider Hans (echte Nederlandse naam) die
juist in de Surinaamse samenleving allerlei positieve elementen ziet en zich
zelfs in de winti-rites verdiept. Juist de joods-Nederlandse Hans probeert haar
terug te lokken naar een soort gedroomd Suriname, dat in werkelijkheid helemaal
niet meer bestaat. Maar deze figuren zijn in de roman meer dan symbolen, Ombre
wist van haar personages geloofwaardige mensen te maken die je zo op straat
tegen kunt komen en waar je af en toe een beetje om zit te grinniken, want
geestig is de schrijfster ook.
Verwarde kletspraat rond en over Suriname ontleedt
Lakshmi vaak tot op het bot
Het punt is dat ik als oude, Nederlandse, witte meneer met enige verbazing
in dit vaak tragische, maar toch ook bizarre Surinaamse verleden mee heb zitten
lezen. Natuurlijk ben ik er regelmatig van overtuigd dat ik zelf nergens last
van heb, ik ben nu eenmaal wit, dat heb je of dat heb je niet, en dus vraag ik
me wel eens af waar iedereen uit Suriname en de Antillen toch vaak zo moeilijk
over doet. Witte arrogantie heet dat, geloof ik. Maar Ombre liet het me
allemaal via haar ingenieuze en meeslepende vertelling opnieuw haarscherp zien
en de tragiek ervan hield me flink bezig. Ze gaat taboes niet uit de weg, het
alledaags racisme, dat in Suriname, net als hier, ieders blik gevangen houdt,
passeert tussen neus en lippen door gewoon de revue. Hindoestanen kijken neer
op creolen, stadscreolen kijken neer op boscreolen en kinderen die wat witter
zijn, worden altijd voorgetrokken. ‘It’s a way of
life’, zou Frank
Zappa zeggen en dat krijg je er niet zomaar uit.
Ombre’s roman biedt een ware encyclopedie van standpunten, wanhoop,
onverwerkt verleden, diepe hartstochten en verlangens, die je allemaal voor je
ziet. Het mooie is dat de schrijfster de hele romanwerkelijkheid laat zien door
de ogen van Lakshmi, die zich overal aan onttrokken denkt te hebben,
gewaardeerd wordt (denkt ze) door haar witte vrienden et cetera et cetera. Zij
wordt toch steeds verder het verleden en Suriname in gezogen. Ik werd zelf die
dappere, soms aandoenlijke, naïeve, maar ook messcherpe Lakshmi, die verwarde
kletspraat rond en over Suriname vaak tot op het bot ontleedt. Maar toch
terugkijkt, ja, af en toe zelfs terugverlangt. Een prachtig personage. Ze laat
zich inpakken door die verschrikkelijke kletsmeier Hans, die een kind bij haar
verwekt, het er verder bij laat zitten en er vandoor gaat. Maar wel hun
dochtertje opzadelt met allerlei onzinverhalen over haar ‘roots’ in Suriname.
Hartverscheurend is het
verhaal van de moeder van Lakshmi die jaren geleden vanuit Suriname naar
Nederland vertrok en onder barre omstandigheden in Den Haag het hoofd boven
water moest zien te houden. Ombre vertelt al deze geschiedenissen zonder al te
opzichtig standpunten in te nemen. Met humor en grote aandacht voor taal. Met
mooie, gelukkige woorden. ‘Meeslepend gevoelsesperanto’, ‘lillebenend zitten’,
‘plofboeken’, ‘mondverlegen’, ‘worteldenken’, ‘jengelende herinneringen’. Ze is
een tonende schrijfster die laat zien hoe haar hoofdpersonage, dat weinig tot
niets te maken wil hebben met al dat ‘allochtonen’-gedoe, zich toch steeds
aangeraakt weet door haar verleden. Ombre zet scènes neer, ze maakt geen
pamfletten. Ze schreef al eerder een roman rond deze problematiek, Negerjood in
moederland (2004).
Daarin staat als motto een citaat van Arthur Schnitzler, ziehier haar literaire
programma: ‘Het is nog altijd beter wanneer twee mensen elkaar over de diepe
afgrond van het eeuwig elkaar-vreemd-zijn koel de hand reiken, dan wanneer zij
elkaar boven de bedrieglijke draaikolk van het begrijpen ontroerd om de hals
vallen.’ Ellen Ombre schreef een mooi en belangrijk boek.
Abdelkader Benali
(1975) werd geboren in Marokko. Als klein jongetje kwam hij naar Nederland.
Zijn ouders vestigden zich in Rotterdam, waar zijn vader een slagerij begon.
Benali debuteerde
– heel jong – op eenentwintigjarige leeftijd met de roman Bruiloft aan
zee, waarvoor hem de Geertjan Lubberhuizenprijs werd toegekend. Dit eerste
boek betekende meteen zijn doorbraak in de letteren. Bruiloft aan zeewerd
onthaald op veel kritische lof en gewaardeerd als het ideale boek van een zeer
getalenteerde allochtone schrijver die daarin op een even lucide als
lichtvoetige manier een aspect van migrantenproblematiek literair verwerkte. De
roman groeide langzaam uit tot een bestseller en werd vertaald in vele landen.
In de jaren direct
daarna deed Benali ook van zich spreken als literatuurcriticus (in het Algemeen
Dagblad), verhalen- en toneelschrijver en dichter. Maar pas in 2002
verscheen zijn tweede roman, De langverwachte, die insloeg als een
bom en waarmee hij definitief zijn naam vestigde als belangrijk schrijver in de
Nederlandse literatuur. De langverwachte werd bovendien
onderscheiden met de Libris Literatuur Prijs 2003.
Zijn volgende
roman, het begin 2005 verschenen Laat het morgen mooi weer zijn,
bezegelde zijn overstap van uitgeverij Vassallucci naar De Arbeiderspers. Dit
zeer lovend ontvangen boek was het eerste in een reeks van titels, wat alles
zegt over de vruchtbare bodem die het nieuwe huis hem heeft geboden en over de
productiviteit van Benali als schrijver. Binnen anderhalf jaar verschenen
behalve Laat het morgen mooi weer zijn het samen met Herman
Obdeijn gepubliceerde boek Marokko door Nederlandse ogen 1605-2005,
de dichtbundel Panacee, het toneelstuk Jasser en
de reportage Berichten uit een belegerde stad, de oogst van een
verblijf van enkele maanden in Beiroet, waar Benali in de zomer van 2006
ongewild in een oorlog (die tussen Israël en Hezbollah) verzeild raakte en
waarover hij op een weblog van Vrij Nederland dagelijks
verslag deed. Bovendien verscheen met Wie kan het paradijs weerstaan in
diezelfde periode bij de Bezige Bij een briefwisseling met zijn vriend Michaël
Zeeman. De brieven beslaan het grootste deel van 2004, toen Benali, net als
Zeeman, woonachtig was (althans voor een groot deel van zijn tijd) in Rome.
In november 2006 verscheen
zijn tot dusver nieuwste boek, Feldman en ik, zijn zesde boek bij
De Arbeiderspers. Voor volgend jaar maart staat Marathonloper op
het programma, Benali’s (literaire) verbeelding van zijn eigen ervaringen met
en fascinatie voor het hardlopen.
Samenvatting
‘Badboy’:
Amir Salim, kent
dan ook drie geboortes. Zo begint Benali’s roman met het beeld van een stille
en schuchtere Nederlands-Marokkaanse jongen die opgroeit in een volksbuurt in
Amsterdam Oost. Als vierde zoon lijkt hij identiteit te missen. Hij is stil en
terughoudend. Totdat zijn moeder het idee krijgt om hem op boksen te doen. Hier
wint Amir aan identiteit en ondergaat hij zijn tweede geboorte.
‘Onder zijn
kleding kolkte de warmte van het gevecht nog, hij werd erin gekookt, in deze
mannelijke bouillon van hitte en hitsigheid. Oerschreeuw na oerschreeuw hoorde
hij achter zich. Daarboven brandde het licht fel, alsof er een brand woedde.
Achter die brede ramen vochten de topatleten, waar hij zelf een paar minuten
daarvoor nog tussen had gestaan. Opnieuw voelde hij het verlangen om terug te
gaan en zijn plaats op te eisen. Hij keek op zijn Casio-horloge. Het was tien
over zes. Het tijdstip van zijn geboorte.’ (p. 49).
Naast lust, blijkt
Amir ook talent te hebben voor het kickboksen. Hij wint alle gevechten en verwerft
binnen enkele jaren de kampioenstitel. Deze gaat gepaard met een
voorbeeldfunctie.
‘Er werd naar hem
gekeken zoals hij zijn broers naar mooie meisjes op tv had zien kijken, vol
dromen, verwachtingen en soms expres onderkoeld ook. Iemand zei tegen hem: “Ik
zie in jou de toekomst van het nu.” Iemand anders zei: “Later zal iedereen
zoals jij willen zijn.” Lovende stemmen die om hem heen dwarrelden.’ (p. 93)
Maar ook deze jas
ontgroeit hij snel. Al deze lovende stemmen leggen druk op de kampioen, die als
jongste zoon nooit een voorbeeldfiguur heeft hoeven te zijn. Het wordt steeds
moeilijker om zijn opvliegende kant, aangestuurd door de djinn (kwelgeest), te
onderdrukken. Dan gaat het mis. Wanneer zijn glamourvriendin tijdens het
uitgaan door een oude vijand van Amir wordt vernederd, slaan alle stoppen door.
Amir de vechter en Amir de man worden één, en de klappen vallen.
Om Amir uit de luwte te houden, vraagt zijn manager hem om een gestrand
reisgezelschap, waaronder zijn dochter, in Marokko te gaan zoeken. Eenmaal daar
werpt Amir zich op als reisleider. Na deze derde geboorte krijgt Amir de kans
om de man van de vechter te scheiden. Om het gestrande gezelschap in Marrakech
te krijgen is hij immers enkel aangewezen op zijn kwaliteiten als mens. In deze
gedaante ontpopt hij en blijkt hij het meest met zichzelf samen te vallen.
Recensie Bad Boy:
Streven naar leven onder de radar
Ik nam mij voor om mij bij het lezen
van Bad Boy van Abdelkader Benali niet te laten beïnvloeden
door de voorpubliciteit – al geruime tijd krijgt de schrijver de kans om in de
media te vertellen dat zijn personage (dat Amir Salim blijkt te heten)
gemodelleerd is naar de in opspraak geraakte kickbokser Badr Hari – en Bad
Boy op zijn eigen merites te beoordelen.
Ik zie het namelijk zo: een schrijver,
elke schrijver, put uit de werkelijkheid. Zijn werkelijkheid. In de meeste
gevallen hebben wij als lezer van die werkelijkheid geen weet. Maar soms komt
de werkelijkheid van een schrijver de lezer bekend voor.
Ook zonder Abdelkader Benali’s publieke
uitingen over de totstandkoming van zijn roman zou ik tijdens het lezen
van Bad Boy op het idee gekomen zijn dat hij zich wel eens zou
hebben kunnen laten inspireren door Badr Hari. In Bad Boy komen
situaties voor die naar een werkelijkheid verwijzen die in de media breed
uitgemeten is. Feiten die niemand ontgaan kunnen zijn.
In interviews vertelde Abdelkader Benali
ook hoe zijn fascinatie voor Badr Hari het boek waaraan hij bezig was
beïnvloedde, waarom hij stelling neemt en dat hij de behoefte voelde de
kickbokser in bescherming te nemen.
Dat wilde ik allemaal vergeten tijdens het lezen. Ik wilde Abdelkader Benali
niet afrekenen op verwachtingen die hij wekt maar misschien niet waar kan
maken. Ik wilde vrij lezen en zelf ontdekken waar Bad Boy over
gaat. Ik wilde oordelen over het boek dat ik gelezen had en niet alleen over
het boek dat Abdelkader Benali zegt geschreven te hebben.
En dus deed ik toen ik aan Bad
Boy begon of ik niet wist wat de schrijver voor ogen stond.
‘Amir Salim werd drie keer geboren’, zo
begint Bad Boy. De omstandigheden waaronder hij de eerste keer
geboren wordt – als vierde zoon van Fatima en Mohammed Salim – bieden weinig
perspectief. De kans dat hij het leven zoals bewoners van een volkswijk die
voornamelijk door allochtonen bewoond wordt geleefd kan ontstijgen, is gering.
En dan is hij ook nog eens een zwijgzaam, bang jongetje.
Weerbaar moet hij worden, vindt zijn
moeder, en daarom wil ze dat hij leert boksen. Zijn vader is het daar niet mee
eens. Die ziet de bui al hangen. Zijn moeder wint.
Zijn talent is aangeboren, discipline wordt hem bijgebracht: de (kick)bokser
Amir Salim, bijnaam ‘Bad Boy’, is geboren. Hij heeft succes, hij maakt
carrière.
Misschien stijgt de roem hem naar het
hoofd, is hij te gulzig en wil hij te veel – of overvragen anderen hem – hoe
dan ook: hij deelt ook regelmatig tikken uit buiten de ring. Dat wordt hem
fataal. Als hij – waarschijnlijk om in te staan voor de eer van zijn vriendin –
een ‘fatale’ klap uitdeelt (hier kun je echt niet om de werkelijkheid en Badr
Hari heen) vindt zijn manager het beter als hij de luwte opzoekt en het land
even verlaat.
Door de man aan wie hij veel te danken
heeft, wordt hij naar Marokko gestuurd om daar zijn dochter te traceren. Amir
neemt de gedaante van reisleider aan: zijn derde geboorte.
In die gedaante, die hem zelfs niet is aangeleerd, ontpopt hij en blijkt hij
het meest met zichzelf samen te vallen.
Langs deze lijnen ontwikkelt het leven van
Amir Salim zich, maar de chronologie van dat leven is niet de vorm waarin
Abdelkader Benali zijn roman giet.
Hij begint weliswaar bij het begin, maar komt al heel snel to the point. Al aan
het begin van tweede hoofdstuk bevindt Amir zich in Marokko, terwijl hij aan
het einde van dat hoofdstuk nog op het punt staat op Zaventem in het vliegtuig
naar daar te stappen. Pas (of al) in het derde hoofdstuk deelt hij de fatale tik
uit waarna het idee om naar het land van zijn voorouders te gaan geopperd
wordt. Dat husselen houdt Benali 36 hoofdstukken vol en dat geeft Bad
Boy dynamiek en voorkomt al te grote voorspelbaarheid.
De jeugd van Amir is een gegeven waar
Benali niet zo heel lang bij stilstaat. Dat is iets anders dan doen alsof die
jeugd er niet toe doet: uit alles in Bad Boy blijkt hoe die
jeugd Amir gevormd heeft. Vanwege die jeugd is Amir gevoelig voor de
verleidingen van de schijnwereld waarin hij kickbokser belandt. Door die
jeugd is hij trouw aan de mensen van wie hij denkt dat ze het goed met hem voor
hebben. Mensen die uiteindelijk met hem en zijn verhaal aan de haal gaan.
Amir Salim is het product van twee
culturen, net zoals Abdelkader Benali dat is. Identiteit is een kernthema in
zijn werk, dat doordrenkt is met multiculturaliteit. Veel van zijn personages
hebben het gespletene dat mensen op het breukvlak tussen twee culturen eigen
is. Niet zelden belanden zij in Marokko waar afstand en nabijheid – voor wie
daar vandaan komt – samen lijken te vallen.
Amir naar Marokko sturen leek mij
aanvankelijk een te voor de hand liggende optie. Ik vreesde dat Abdelkader
Benali van het onderweg zijn (zoals in de roadmovie Rabat van
Jim Taihuttu en Victor Ponten, waarvoor acteur Nasrdin Dchar zijn Gouden Kalf
kreeg) of het tevergeefs zoeken naar (waartoe Tessa de Loo haar personages
Hassan en Saïd veroordeelt in Harlekino) een leidend motief zou
maken. Maar dat doet hij niet: Amir vindt de verloren gewaande groep reizigers
vrijwel onmiddellijk na aankomst in het land van herkomst van zijn voorouders.
Benali concentreert zich op het tot
bezinning en tot bloei komen van zijn hoofdpersoon. Daar ligt in Bad
Boy de nadruk op. In het land waar zijn wortels liggen en hij
verantwoordelijk wordt voor het welbevinden van volslagen vreemden heeft Amir
zijn ruwe bolster niet langer nodig.
De echte strijd die Amir moet leveren
omdat hij geboren is als vierde zoon van Fatima en Mohammed Salim krijgt
in Bad Boy zijn beslag op een ander niveau. Benali
symboliseert de werelden van verschil door concrete tegenstellingen: kickbokser
vs. reisleider, en Chanel vs. Gina.
Dat Abdelkader Benali zich verdiept heeft
in het kickbokswereldje heb ik onthouden uit al die interviews die hij gaf nog
voordat Bad Boy af en verschenen was. Wat ik nergens las is of
hij ook research heeft verricht naar het reizen in groepsverband en hoe
hondsmoeilijk het is om onder alle omstandigheden een koele en kalme
intermediair te blijven.
Beide milieus – het kickboksen, waar mensen
die voor een schone sport zijn het onderspit delven en ‘de onzichtbaren’ de
dienst uitmaken, en de reisbranche – die het ook mensen die helemaal niet
avontuurlijke en grensoverschrijdend kunnen voelen naar de zin moet maken:
‘misschien was de grote uitdaging wel voor deze mensen om in een volstrekt
onbekende wereld zoveel mogelijk hun eigen levensstijl voort te zetten’ –
typeert hij raak (en blijken bruikbaar om het innerlijk conflict van Amir te
verbeelden): het ene hard-realistisch, het andere uitvergroot, met een knipoog.
Gina, het meisje dat hij in Marokko moet
opsporen, is uit ander en voor Amir beter hout gesneden. De gesprekken die zij
voeren, gaan niet over schone schijn en opgelegde identiteit, maar over ‘zijn’.
Benali heeft van Gina een antropologe gemaakt. Dat had hij niet hoeven – en
misschien beter niet kunnen – doen. Het heeft iets geforceerds om dat waar het
in de roman al zo nadrukkelijk over gaat ook een wetenschappelijk basis te
willen geven. Dat heeft Bad Boy niet nodig, en Gina ook niet.
En dan zijn er nog die twee boeken die
in Bad Boy meer dan een bijrol krijgen: Rupsje
Nooitgenoeg van Eric Carle en Hongerjaren van
Mohammed Choukri (Benali noemt nog een titel nadrukkelijk: De Zahir van
Paulo Coelho).
Rupsje Nooitgenoeg zorgde ervoor dat Amir ging praten, maar ik zie
er ook de vooraankondiging van de stadia van ontwikkeling en groei van Amir in.
Dat Gina met haar antropologische belangstelling honerjaren van Mohammed
Choukri leest, verbaast mij niet. Hongerjaren geeft de
rauwe werkelijkheid weer van het leven aan de onderkant van de Marokkaanse
samenleving. Choukri slaagde er uiteindelijk in om van zichzelf een kwartje te
maken, terwijl hij als dubbeltje geboren werd. Maar hij bleef ‘worstelen’ en
een deel van zijn identiteit ontlenen aan de mensen met wie hij omging.
Bad Boy is
een gelaagde roman over leven tussen twee culturen, verpakt in een
liefdesverhaal. Wat precies de toegevoegde waarde is van het enten van het
verhaal op dat van Badr Hari, is voor mij niet duidelijk. Ik weet niet waarin Bad
Boy verschilt van de roman die Benali aanvankelijk in gedachte had.
Waar in Bad Boy weinig
van overblijft is de fascinatie die de aanleiding vormde voor het enten. Toen
Badr Hari nieuws werd, paste Abdelkader Benali de plannen voor zijn nieuwe roman
– die roman zou gaan over leven tussen twee culturen, verpakt in een
liefdesverhaal – waaraan hij in maart 2011 begonnen was aan, vanwege zijn
fascinatie voor de kickbokser. Dat iemand tegelijk kan intimideren en charmeren
dat hield hem bezig.
Door het begrip en de sympathie die
Abdelkader Benali heeft voor zijn personage, raakt Amir scherpe kantjes kwijt.
Zijn slechte imago leidt onder het streven van Benali een mens van hem te
maken. Dat gaat ten koste van zijn ongrijpbaarheid en onweerstaanbaarheid. Amir
is te weinig een foute man om tegelijk intimiderend en charmant te zijn. Vind
ik. Daarentegen vind ik Chanel (die veel minder van de publieke Estelle weg
heeft dan Amir van de publieke Badr) een behoorlijk foute vrouw, op het fatale
af.
Afgezet tegen de verwachtingen die door
Abdelkader Benali voorafgaand aan het verschijnen van zijn roman gewekt zijn,
maakt Bad Boy de voornaamste belofte niet waar (en dan is de
vraag gerechtvaardigd waarom die link naar de actualiteit steeds opnieuw en zo
nadrukkelijk gelegd wordt).
Dat betekent niet dat Bad
Boy een mislukte roman is. Het boek dat ik las zonder me overdreven
veel van de werkelijkheid die erin doorsijpelt aan te trekken, boeit. Ik vond
de omzwervingen van Amir met toeristen in zijn kielzog vermakelijk en van een
lichtheid getuigen die mij deed denken aan Benali’s debuut Bruiloft aan
zee. Zijn zoeken naar manieren om het verhaal van het cultureel
onthecht en maatschappelijk achtergesteld zijn opnieuw anders te vertellen, kan
ik volgen. En er staan – hoewel de stijl van Abdelkader Benali niet de mijne is
– ook mooie zinnen in. Mooi op metaforisch niveau en mooi in de zin van
treffend geformuleerd en waar.
Onderwerpen
Het boek ‘Erfgoed’
van Ellen Ombre en het boek ‘Bad boy’ van Abdelkader Benali hebben meerdere
overeenkomende onderwerpen. Zo hebben beide boeken aspecten van een psychologische
roman. Identiteit, familie, relaties en verleden maar ook het heden staan
centraal. Andere onderwerpen van het boek Erfgoed zijn de Surinaamse
geschiedenis en het land Suriname van nu. Bij het boek van Abdelkader Benali
gaat de hoofdpersoon –Amir- net als de hoofdpersoon uit Erfgoed naar het land
van herkomst. Marokko is hierdoor een onderwerp van het boek Bad boy, net zoals
Suriname een onderwerp is bij het boek van Ellen Ombre. Er zijn ook onderwerpen
Erfgoed die totaal niet terug te vinden zijn in het andere boek. Bijvoorbeeld over
het krijgen van kinderen staat in Bad boy niks vermeldt, terwijl het onderwerp
zwangerschap een rol speelt in het boek van Ellen Ombre. In dit boek wordt er
echter nooit over sport gesproken, terwijl dit een belangrijk onderwerp is in
het boek Bad boy. Beide boeken hebben aspecten van een psychologische roman.
Personages
Van
Erfgoed
·
Lakshmi
Kanhai
De hoofdpersoon van het boek Erfgoed is Lakshmi Kanhai.
De 32-jarige Lakshmi is een verlegen en redelijk in zichzelf gekeerd meisje. Ze
heeft alleen kennissen en geen vrienden zegt ze bijvoorbeeld in het boek. Dit
is echter vooral een keus, ze vindt het prima om geen vrienden te hebben.
Lakshmi verlangt echter wel naar een partner en vraagt zich af hoe het zou zijn
om er een te hebben. Ze is een psychologe en krijgt een relatie met Hans in het
boek. Met haar moeder Káliká en haar dochter Aisja woont ze in een volksbuurt
in Den Haag (de Afrikaner buurt).
Fysieke kenmerken: Lakshmi is een allochtoon van
Hindoestaanse afkomst en heeft dus een buitenlands uiterlijk. Ze is van
middelbare leeftijd.
·
Káliká Kanhai
De moeder van de hoofdpersoon Lakshmi is Káliká
Kanhai. Káliká is een stille vrouw die veel leest en veel tijd besteed aan het
beheersen van taal. Ze was een lange tijd een analfabeet maar nu ze kan lezen,
leest ze erg veel. Ze is erg ingetogen en laat niet veel over haar verleden
los. Behalve de relatie met oom Nathans en de relatie met haar dochter en
kleindochter, heeft ze geen relaties en dus maar weinig contact met andere
mensen.
Fysieke kenmerken: In het boek wordt gezegd dat ze
op Indira Ghandi lijkt. Ze heeft bijvoorbeeld de zelfde grijze lok.
·
Aisja Kanhai
Aisja is de dochter van Lakshmi en Hans. De band
die ze heeft met haar grootmoeder is echter sterker dan die met haar moeder en
als gevolg ziet ze Káliká ook gedeeltelijk als moeder. Het meisje is gedurende
het verhaal in het boek nog erg jong, maar ze gedraagt zich als een ouder kind.
Ze stelt bijvoorbeeld veel vragen over het leven na de dood en de zin van het
leven. Verder is ze erg eigenwijs.
Fysieke kenmerken: Ze heeft geen buitenlands
uiterlijk, ze lijkt op Hans.
· Hans Peters
Hans is de verwekker van Aisja. Hij is eenzame man
van zeventig die geen familie heeft en vragen naar zijn verleden ontwijkt. Hij
valt op buitenlandse vrouwen en ontmoet vrijwel meteen naar zijn ontmoeting met
Lakshmi een andere vrouw, Christa. Met Christa woont hij een tijdje samen in
Suriname tot Christa overlijdt. Hij is Nederlands van afkomst maar woonde een
tijd in India.
Fysieke kenmerken: Het is een zeventig jarige man
met donkere ogen, die bruin zijn als ebbenhout. Hij heeft grijsdoorschoten
schouderlange haren en is redelijk lang (noordelijke lengte). Verder draagt hij
vaak Indiase kleding doordat hij een tijd in India heeft gewoond.
· Meester
Meester is een bijnaam voor de verwekker van
Lakshmi. Het is een man met een heftig verleden; zijn familie (zijn vader en
alle broers en zussen) is aan gele koorts overleden toen hij nog jong was. Hierna
groeide hij op in een weeshuis. Het is een erg hooghartige man (hij staat dan
ook hoog in het Surinaamse kaste systeem) die trots is ook zijn akte in
Nederlands en zijn baan als onderwijzer. Zodra Lakshmi hem ontmoet in Suriname
voelt hij een sterke band met zijn verloren dochter. Dit gevoel is echter niet
wederzijds. Meester heeft meerdere kinderen bij verschillende vrouwen, waar hij
niet erg liefdevol naar is en waar hij dus geen band mee heeft. Vooral naar
Vera is hij erg minachtend. De man heeft veel commentaar op de mensen om zich
heen.
Fysieke kenmerken: Meester is een mooie, maar oude
man, met een Elvis Presley kuif.
·
Vera
Vera is de oudere halfzus van Lakshmi. Ze praat
erg veel en is enorm (bij)gelovig. Ze heeft geen man en niet veel familie banden.
Fysieke kenmerken: Hindoestaans uiterlijk.
·
Oom Nathans
Dit personage wordt niet erg vaak genoemd in het
boek maar heeft het leven van Káliká en Lakshmi sterk beïnvloed. Hij helpt
Káliká namelijk om te leren lezen en de Nederlandse taal beter te beheersen.
Hij woont in een verplegingstehuis, waar Káliká als schoonmaakster werkt. Als
hij overlijdt, erven Káliká en Lakshmi veel van zijn spullen. Door alle boeken
groeit Lakshmi op met boeken en blijft Káliká doorlezen en leren.
Fysieke kenmerken: Oom Nathans is gehandicapt en
al redelijk oud.
van
Bad boy
·
Amir Salim
Amir is de 26-jarige hoofdpersoon van het boek Bad
boy. Hij is een wereld beroemde bokser die vecht voor de Marokkaanse vlag maar
in Nederland woont. Hij heeft een relatie met Chanel. In het boek stelt hij dat
hij drie maal is geboren, eerst als baby, toen als kickbokser en daarna als de
reisleider Yassin. Als kleuter zegt Amir nauwelijks wat. Hij wordt meerdere
keren van school gestuurd door zijn agressieaanvallen, die later in zijn leven
ook nog voorkomen. Als hij na een knokpartij bij een feest vlucht naar Marokko,
ontdekt hij dat hij zich ook daar niet helemaal thuis voelt. Hij voelt zich een
vreemdeling in het land, zelfs de toeristen die hij moet begeleiden weten soms meer
van Marokko dan hijzelf. Aan het eind van het boek gaat Amir er vandoor met
Gina. Hij vindt Gina een erg interessante vrouw dus het zou kunnen dat het
tweetal een relatie start.
Fysieke kenmerken: De ouders van Salim zijn beide
van Marokkaanse afkomst, dus hijzelf heeft ook een Marokkaans uiterlijk. Door
het vele boksen is hij erg gespierd.
·
Chanel
Chanel is de vriendin van Amir Salim in het boek.
Haar echte naam is Marjolein maar Salim noemt haar altijd Chanel. Ze komt als
een sympathieke vrouw over, die absoluut niet uit is op het geld van Amir. Ze
werkt bij een modellenbureau en zoekt dus nieuwe modellen. Het gaat echter
steeds minder goed met haar in het boek, doordat ze wordt beschuldigd een grote
rol te hebben gespeeld bij de dood van een (door haar ontdekt) model. Haar baan
raakt ze kwijt en om zich beter te voelen slikt ze antidepressiva.
Fysieke kenmerken: Chanel is een slank, lang en donkerharig meisje
·
Fernandes
Fernandes is de manager en een vriend van Amir. Hij
heeft twee dochters; Majda en Gina.
Fysieke kenmerken: Fernandes is van Surinaamse
afkomst. Hij heeft dus een buitenlands uiterlijk.
·
Gina
Gina een van de dochter van Fernandes. Ze is een
bijna afgestudeerde antropologe die houdt van reizen. Als Amir het land uit
moet vluchten, zegt Fernandes dat hij naar Marokko moet gaan en daar zijn
dochter moet helpen. Gina is namelijk deel van een groep toeristen die zijn gestrand
in een afgelegen dorpje. Amir doet alsof hij zomaar een reisgids is, omdat het
beter is als Gina, die haar vader haat, niet weet wie dat hij door Fernandes is
gestuurd en zodat niemand hem herkent als de beroemde bokser die hij is.
Fysieke kenmerken: Gina heeft donker haar dat ze
in een knot draagt en een tanig gezicht van het reizen.
·
Mo
Mo is een goede vriend van Amir. Ze zien elkaar
als broers. Op de middelbare school werd de ambitieuze Mo gepest, maar Amir
kwam voor Mo op als die in de problemen zat. Mo wordt advocaat en zodra Amir
juridische hulp nodig heeft na een gevecht buiten de boksringen staat Mo hem
bij. Mo probeert de reputatie van Amir te verbeteren terwijl Amir in Marokko
schuilt.
Overeenkomsten tussen de personages
Er zijn
meerdere overeenkomsten te zien tussen de personages van de twee boeken.
Lakshmi en Amir hebben alle twee buitenlandse ouders die naar Nederland zijn
geïmmigreerd. Ze zijn ook beide niet erg spraakzaam en geen doorsnee mensen.
Verder hebben ze in de boeken gevoelens voor iemand, maar loopt hun relatie
daarmee niet goed af.
Er zijn ook
veel verschillen tussen de twee hoofdpersonen. Amir Salim heeft een paar goede
vrienden en hij komt uit een groot gezin, in tegenstelling tot Lakshmi. Ook is
Amir al wel eerder naar zijn moederland geweest en kent hij Marokko dus beter
dan dat Lakshmi haar land van herkomst kent. Lakshmi is ook zes jaar ouder dan
Amir en heeft al een kind.
Ook tussen
andere personages zijn overeenkomsten te vinden; Lakshmi en Fernandes hebben
beide ouders uit Suriname bijvoorbeeld.
Tijd
Beide boeken zijn niet geheel in chronologische volgorde geschreven. Ze
hebben aan het begin van het boek een stuk uit hun vroege jeugd. Ook hebben ze
allebei flashbacks naar belangrijke evenementen uit hun leven. Bij erfgoed zijn
dit herinneringen van haar moeder met haar vader. Bij Bad Boy zijn het de
momenten aan het begin van zijn carrière en het incident. Dit geeft je meer
inzicht in het leven van de hoofdpersonen.
Erfgoed bevat vaak momenten waar bijvoorbeeld Káliká terugdenkt aan haar
tijd in Suriname. Op deze manier komt Lakshmi steeds meer te weten over haar
vader en wil je hem steeds liever ontmoeten. Hier heeft dit tot gevolg dat het
soms moeilijker is te begrijpen of het om het heden of het verleden gaat. In
het begin gaat het bijvoorbeeld over de eerste keer dat Lakshmi voor het
schilderij ‘meisje met de parel’ staat. Meteen daarop volgt een verhaal over
wanneer Lakshmi daar weer staat maar dan veel ouder, dit is wel redelijk
verwarrend. Verder in het verhaal werkt het wel op een goede manier om steeds
flashbacks te geven, dit zorgt er namelijk voor dat je nieuwsgierig wordt over
wat er precies is gebeurd in Suriname en waarom haar moeder daar zomaar is
weggegaan. Langzaam krijg je hierdoor, net als Lakshmi, steeds meer te weten
over haar vader. De eerste flashbacks van Lakshmi’s jeugd spelen zich af rond
1980, Lakshmi is hier namelijk zes jaar oud. De verhalen van Káliká spelen zich
ongeveer zes of zeven jaar hiervoor af. De rest speelt zich af rond 2008,
Lakshmi is in het grootste deel van het verhaal namelijk ongeveer 32.
Bij Bad boy, zijn er twee verhaallijnen die door elkaar heen lopen. Een
deel gaat over het heden, wanneer Amir in Marokko een reis maakt om Gina veilig
terug te brengen naar Nederland. Het andere deel bevindt zich in het verleden.
Dit gaat over hoe de kickbokscarière van Amir begint en wat er gebeurde na het
incident. Aan het begin van het boek is er ook nog een hoofdstuk over zijn tijd
op de basisschool waarin Amir weigert te praten. En hoe Rupsje Nooitgenoeg hem
dan vervolgens inspireert. In het boek Bad Boy worden de flashback gebruikt om
eigenlijk stap voor stap steeds meer te weten te komen wie Amir nou eigenlijk
is. Je krijgt steeds iets meer te weten over zijn jeugd en wat er is gebeurd
bij het incident. Dit maakt het verhaal wel spannender, het is hier wel
duidelijker wanneer het over het heden gaat en wanneer het over het verleden
gaat. Het boek bevind zich aan het begin van de zomer in 2012, dit is namelijk
het moment dat hij begon aan zijn reis. De flashbacks naar zijn jeugd spelen
zich af rond 2001, hij is namelijk geboren op 9 december 1987 en hij begint
zijn kick bokscarrière als hij 14 is.
Ruimte
Zowel het
verhaal van het boek Erfgoed als het verhaal van Bad boy speelt zich in twee
landen af. Bij het boek van Ellen Ombre is de hoofdpersoon een groot deel van
de tijd gewoon in Nederland, maar is ze ook een tijd in Suriname. Amirs verhaal
speelt zich deels af in Amsterdam, via flashbacks, maar vooral in Marokko.
Lakshmi woont
met haar moeder eerst een tijd in een pensionkamer in de Schilderswijk in Den
Haag. Nadat haar moeder een erfenis van oom Nathans krijgt, verhuizen ze naar
een appartement in een volksbuurt in Den Haag, genaamd de Afrikaner buurt.
Lakshmi blijft bij haar moeder wonen tot na de geboorte van haar dochter Aisja.
Ze verhuist dan enkel naar een andere verdieping in hetzelfde gebouw als waar
ze grotendeels opgroeide.
In het verhaal
is Lakshmi ook regelmatig in het appartement van Hans, in een kolossaal pand
aan de Herengracht in Amsterdam. Hier wordt Aisja verwerkt, dus dit is een
belangrijke ruimte in het verhaal.
Na
aanmoedigingen van Hans en eindelijk vertelde verhalen van haar moeder gaat
Lakshmi naar Suriname om daar haar vader en halfzus te ontmoeten. Haar moeder
was geboren en opgegroeid in Paradise, in Nickerie. Hier had ze de verwekker
van Lakshmi ontmoet, Meester. Lakshmi gaat dan met het vliegtuig naar Suriname
en komt aan in Paramaribo. Een deel van het boek speelt zich dus af in
Paramaribo.
Het verhaal
van Abdelkader Benali speelt zich vooral af in Nederland, Amsterdam en in
verscheidene steden en een dorp in Marokko af. Amir groeit op in Amsterdam. In
het boek kijkt hij veel terug op het verleden, dus Amsterdam is een belangrijke
ruimte in het boek. Verder is Salim als de reisleider Yassin een tijd in
Marokko. Hierbij vindt hij de hulpeloze toeristen die hij moet helpen in een
afgelegen dorp genaamd Stisj ’N Tizi. Na de toeristen te hebben gevonden gaat
hij nog met hen naar Marrakech en Casablanca. Als de groep wil inchecken om
weer terug te vliegen naar Amsterdam, gaat Amir er vandoor met Gina en blijft
hij met haar achter in Casablanca.
De ruimtes uit
de boeken komen gedeeltelijk overeen. Beide verhalen spelen zich namelijk deels
af in Amsterdam. Amsterdam is een tijd lang de woonplaats van Hans en van Amir
en zijn familie. De ruimtes waarin de verhalen zich afspelen beïnvloeden de
sfeer in beide boeken. Bijvoorbeeld in Stisj ’N Tizi is de sfeer erg gespannen,
tussen de groep toeristen onderling en tussen de groep en Amir. Zodra ze
weggaan van het afgelegen en bloedhete dorp wordt de sfeer een stuk beter.
Bij het boek
Erfgoed is Lakshmi niet erg op haar gemak in Paramaribo. Ze is opgegroeid in
Nederland en voelt zich daardoor ook Nederlands. Het vreemde land blijft haar
vervreemd. Dit is te merken in het boek doordat de gedachtes en gevoelens van
Lakshmi door elkaar lopen en niet positief zijn. Het gedeelte van het verhaal
dat zich afspeelt in Nederland heeft over het algemeen een positievere sfeer
dan die in Paramaribo. Dit is juist omgekeerd bij Bad boy; Amir is weggevlucht
uit Nederland en dus erg gestrest, maar in Marokko komt hij meer tot rust.
Vertelwijze
De boeken
hebben een verschillende vertelwijze. Benali heeft het boek vanuit de derde
persoon geschreven en Ombre heeft haar boek vanuit de eerste persoon
geschreven. Waarom de schrijvers deze keuzes hebben gemaakt is moeilijk te
achterhalen.
Het schrijven
vanuit de eerste persoon zorgt voor veel inlevingsvermogen bij de lezer. Dit
kan een reden zijn geweest van Ellen Ombre om het boek op deze manier te
schrijven. Door de keuze om een boek vanuit de ik-persoon te schrijven krijgt
de lezer het verhaal slechts van een kant te weten. Vaak is er dan geen
duidelijk overzicht te krijgen. Dit komt deels doordat de gevoelens van de
overige personages minder goed worden weergegeven in het verhaal.
Bij bad boy is
er een personale verteller. In het boek lees je alleen wat Amir denkt, hoort,
ziet en voelt. De personale verteller wisselt in het hele verhaal ook nooit van
personage, hierdoor blijft het zicht van de lezer beperkt tot de ervaringen van
een enkel personage.
Er is wel een andere grote overeenkomst tussen de boeken; beide boeken
springen constant terug naar het verleden vanuit het heden, om dan later weer
verder te gaan over de gebeurtenissen in het heden van het boek. Deze
tijdsprongen in het verhaal van de hoofdpersoon zorgen voor een beter inzicht
in het leven van de hoofdpersoon. Hierdoor konden de acties van de personen
beter worden begrepen door de lezer. Verder zorgde deze vertelwijze voor
afwisseling, wat de boeken interessanter maakte. De tijdsprongen konden echter
wel voor verwarring zorgen.
Schrijfstijl
De schrijfstijl van Ellen Ombre verschilt niet heel veel van die van
Abdelkader Benali. Beide boeken zijn geschreven in vrij lange zinnen. In het
boek Erfgoed worden veel woorden gebruikt die, denk ik, niet iedereen kent. Het
gaat veel over geloof en soms spiritualiteit. Dit maakt het soms lastig om het
helemaal te begrijpen. Ook zijn allebei de boeken in actieve vorm geschreven. Benali
beschreef dingen zelfs een beetje poëtisch, maar daardoor werd het soms juist
vaag. Zoals in deze zin: “Van hard
trainen werd je ziek. Soms werd je zelfs ziek omdat je te weinig trainde.” Een
citaat uit het boek Erfgoed: “Hij vertelde dat de pit van de nickerienoot werd
gebrand, fijn gestampt en gemengd met hertengewei; het poeder werd aan baby’s
gegeven als ze stuipen hadden, of geplaagd werden door koortsaanvallen.
Koortsstuipen onder zuigelingen werd veroorzaakt door ograi, het boze oog.”
Thema’s
en motieven
Een belangrijk thema in het boek Bad Boy is cultuurverschillen. Amir Salim
zit tussen twee culturen in, net zoals de schrijver van het boek. Identiteit is
een kernthema in het boek en dat is sterk verbonden met de cultuurverschillen.
Geweld is een motief in het boek van Abdelkader Benali. Mo wordt bijvoorbeeld
gepest en dan neemt Amir het voor hem op. Later start Amir met de bokslessen om
wat energie en agressie kwijt te raken. Hij moet leren zijn agressie in de hand
te houden zodra hij de ring uit stapt, is wat zijn manager zegt. Met zinloos
geweld maakt je vaak alleen maar vijanden. Liefde is ook een van de motieven in het boek. Eerst heeft
Amir een relatie met Chanel, ze wil alleen helemaal niks van hem aannemen. Het
wordt echter in het boek niet helemaal duidelijk hoe hun relatie werkelijk in
zit. De andere relatie begint pas te groeien in Marokko, namelijk met Gina. Het
gaat ook over de relatie tussen Fernandes en Gina, ook wel een verstoorde
ouder-kindrelatie. Gina verwijt hem heel veel dingen, en kan het hem niet
vergeven. Toch blijft hij bezorgd om haar en stuurt hij uiteindelijk Amir naar
haar toe zodat ze toch in goede handen is. Later besluit ze liever bij Amir te
blijven.
Allochtoon zijn is ook een thema in het boek geschreven door Ellen Ombre. Haar
moeder kwam namelijk toen Lakshmi nog heel klein was naar Nederland en heeft
hier een nieuw leven opgebouwd. Haar moeder heeft bijvoorbeeld taal geleerd
door oom Nathan. Een motief is dan ook afkomst. Er wordt veel over Lakshmi’s
afkomst gepraat en over de Surinaamse cultuur. Lakshmi heeft namelijk ook twee
culturen waar ze tussen zit. Eerst kies ze vooral voor haar Nederlandse kant,
maar later overtuigt Hans haar toch een beetje om ook eens te kijken naar de
Surinaamse cultuur. Het is een heel belangrijk thema door het hele boek. Káliká
en Lakshmi willen bijvoorbeeld ook niet echt ontdekken wie hun voorouders
waren, omdat ze bang zijn dat ze dingen ontdekken die ze nooit wilden weten.
Verder is Suriname ook een veel voorkomend thema in dit boek. Hans vertelt
bijvoorbeeld veel over winti, haar moeder vertelt over hoe ze daar leefde en
van Vera leert ze ook veel over het geloof.
De thema’s in het boek ‘Erfgoed’ komen redelijk overeen met die van het
boek ‘Bad Boy’. In allebei de boeken gaat het over cultuurverschillen. In beide
boeken gaat het dus over de hoofdpersonen die opzoek gaan naar hun afkomst en
identiteit. Allebei de boeken bevatten enkele ingewikkelde relaties, ze hebben
ook allebei niet veel contact met hun familie.
Onze
meningen
Het vormen van een mening over de beide boeken was niet erg lastig. Er valt
zowel inhoudelijk als over de schrijfstijl en de keuzes van de schrijvers veel
te zeggen.
Het boek Erfgoed bood ons een nieuw inzicht in het leven van immigranten en
in het land Suriname. Verder viel het boek tegen. Er was geen spanning, geen
actie. Enkele fragmenten uit het leven van Lakshmi werden beschreven in een volgorde
die ons verwarde. Het verhaal lijkt al snel te leiden naar een ontmoeting
tussen Lakshmi en haar biologische vader. Deze ontmoeting wordt echter
kortstondig en bijna emotieloos beschreven. Dit vinden wij erg opmerkelijk aan
het boek. Ook was alles erg serieus, te serieus voor onze leeftijd om het
verhaal erg interessant te vinden. Hierbij speelt mee dat het verhaal totaal
niet met onze levens en onze leeftijdscategorie relateert.
Dat het boek niet voor onze leeftijdscategorie is bedoeld toont zich op
verschillende manieren. Bijvoorbeeld, het taalgebruik is soms ingewikkeld. Er worden
regelmatig woorden gebruikt vanuit een andere taal. Ook wordt er vaak verwezen
naar een schrijver (genaamd F. Bordewijk) die wij absoluut niet kennen. Verder
zijn sommige fragmenten uit het boek duidelijk niet interessant voor kinderen
van onze leeftijd. Bijvoorbeeld de seksuele relatie tussen Hans en Lakshmi. Dit
boek zouden wij dus niet aanraden aan leeftijdsgenoten.
Het boek heeft ook een algemene negatieve sfeer en wij hebben beide het
gevoel dat we de diepgang van het boek niet helemaal mee hebben gekregen.
Het boek van Abdelkader Benali vinden wij een leuk boek. Het is een leuk
boek omdat het een echte verhaallijn heeft, die wordt afgewisseld met
fragmenten uit het heden en het verleden. Zo wordt het verhaal ingeleid met het
verleden van Amir en springt het even later naar het heden. Later wordt er weer
verder verteld over het verleden en daarna weer over het heden. Herinneringen
aan het dichtbije verleden komen langzaam gedurende het boek naar boven, wat
wij erg opmerkelijk maar interessant vonden. In tegenstelling tot bij ‘erfgoed’
waren deze overgangen van tijd duidelijk en maakte ze het verhaal levendiger.
Er zijn ook veel dingen onduidelijk in het verhaal. Het is bijvoorbeeld
onduidelijk wat er met Chantal is gebeurd en welke rol Amir hier in speelde. Hierdoor
worden er veel vragen bij de lezer opgeroepen en wordt de nieuwsgierigheid van
de lezer gestimuleerd.
Verder is het boek veel beter geschikt voor onze leeftijd. Het is
bijvoorbeeld in spreektaal geschreven, waardoor het gemakkelijk leest. Ook zijn
de onderwerpen in het boek interessant voor onze leeftijdscategorie en is het
verhaal levendiger dan het verhaal van Erfgoed omdat er veel gebeurt en er zelfs
lichte spanning voorkomt. Dit boek is hierdoor zeker aan te raden voor
leeftijdsgenoten.
Verwachtingen
De verwachtingen die wij bij de boeken hadden kwamen niet helemaal uit.
Vooral bij de roman van Ellen Ombre bleken onze verwachtingen niet overeen te
komen met hoe wij het boek hebben ervaren. Zo hadden wij verwacht meer te lezen
over moederschap en over het opvoeden van een kind. De band tussen Aisja en
Lakshmi is niet sterk en stond niet centraal in het boek.
Bij het boek Bad boy, dat een soort autobiografie van het leven van Badr
Hari is, hadden wij een totaal ander einde verwacht. Het einde is namelijk
redelijk open; het is onbekend waar Amir en Gina heen vluchten en het is
onbekend of ze een relatie krijgen. Wat er met Chantal is gebeurd en wat er met
Amir zal gebeuren blijft een raadsel. Wij denken dat ze samen in Casablanca achterblijven,
maar wij kunnen nooit ontdekken of wij het juiste vermoeden.
Verder hadden we verwacht dat de boeken ongeveer hetzelfde niveau zouden
hebben, maar dit was niet het geval; Erfgoed is een ingewikkelder boek dan Bad
boy. Het heeft meer diepgang en meerdere ingewikkelde onderwerpen. Het lezen
van Bad boy verliep dus een stuk makkelijker en sneller dan het lezen van
Erfgoed.
Verschillen en overeenkomsten tussen interculturele kenmerken
De boeken behoren allebei duidelijk tot migrantenliteratuur. Dit is niet
alleen omdat ze zijn geschreven door immigranten. De band tussen de
hoofdpersonen en hun land van herkomst en Nederland wordt in beide boeken
beschreven. Beide personages denken veel over hun afkomst en identiteit na.
Amir groeit op in Nederland, maar voelt zich er niet helemaal thuis. Door zijn
allochtone ouders, groeit hij ook niet op als de doorsnee Nederlander. Om deze redenen
vecht hij onder de Marokkaanse vlag. Door Chantal blijft hij in Nederland,
terwijl hij een sterke band voelt met Marokko. Eenmaal terug in Marokko komt
hij er achter dat hij het land niet zo goed kent als hij dacht, wat zorgt voor
een identiteitsconflict.
Lakshmi is ook
opgegroeid in Nederland en ook niet in een doorsnee Nederlandse familie. Ze
heeft enkel een moeder. Haar moeder voedt haar echter zo Nederlands mogelijk
op, maar haar jeugd blijft anders dan die van de meeste Nederlanders. Lakshmi voelt
zich wel een echte Nederlander. Als zij wordt aangesproken in het Engels in een
museum voelt ze zich dan ook lichtelijk beledigd; dat ze getint is betekent
niet meteen dat ze niet Nederlands is. In het verhaal krijgt ze meer interesse
voor haar land van herkomst, terwijl ze hier vroeger niet veel over sprak. Haar
band met Suriname wordt echter nooit echt sterk. Ze voelt zich er niet thuis,
ze is Nederlands.
Opmerkelijke
citaten
Beide boeken
hebben een indruk op ons achtergelaten. Het opmerkelijkste citaat uit het boek
bad boy was niet moeilijk te vinden, aangezien het de eerste paar zinnen van
het boek zijn.
‘Amir Salim
werd drie keer geboren. De eerste keer als vierde zoon van Fatima en Mohammed
Salim. De tweede keer als vechter op het canvas in een boksring. En aan het
begin van de zomer van 2012 kreeg hij als reisleider in Marokko zijn derde
gedaante.’
Dit geeft het
verhaal gelijk een mysterieuze sfeer en wekt meteen nieuwsgierigheid op naar
het leven van de hoofdpersoon. ‘Hoezo veranderde hij drie keer zo qua
persoonlijkheid dat hij zichzelf opnieuw geboren voelt?’ vroegen wij ons meteen
af.
Het meest
opvallende citaat uit het boek Erfgoed is:
‘Het meisje op
het schilderij waarnaar hij wees, raakte me aan zoals iemand in een sprookje
wordt aangeraakt door de hand van een fee. Haar blik hield de mijne vast, lang
genoeg om mijn ogen van het terug staren te laten tranen.’
Deze zin laat
de diepgang van het boek zien. Deze beschrijving zet de toon voor de rest van
de roman.
Reacties
Een reactie posten